ECLI:NL:CRVB:2018:867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van buiten behandeling gestelde aanvraag bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 21 november 2016 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stein heeft bevestigd. Het college had op 4 augustus 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand buiten behandeling gesteld, omdat appellanten de gevraagde gegevens niet tijdig hadden overgelegd. Appellanten hebben tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend, maar hebben later, op 14 juli 2015, verzocht om terug te komen van het besluit. Dit verzoek werd door het college afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat de weigering van het college om terug te komen van het besluit evident onredelijk is. Ze stellen dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld, omdat zij niet over de gevraagde gegevens beschikten of omdat deze gegevens niet relevant waren. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat er geen grond is voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in hoger beroep niet langer betwisten dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
De Raad heeft ook de argumenten van appellanten over een brief van een gezinsvoogd beoordeeld, waarin zij stelden dat deze als bezwaarschrift tegen het besluit van 4 augustus 2014 moest worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat deze brief niet voldoet aan de eisen van een bezwaarschrift en dat het college deze niet als zodanig had hoeven beschouwen. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.