ECLI:NL:CRVB:2018:866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand wegens niet ingeleverde stukken
Op 20 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de weigering van bijzondere bijstand aan appellant, die een aanvraag had ingediend voor bijstand in de kosten van de eigen bijdrage voor verleende rechtsbijstand. Appellant had op 22 april 2015 een aanvraag ingediend, maar heeft verzuimd de gevraagde stukken in te leveren, ondanks herhaalde verzoeken van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college heeft de aanvraag op 31 juli 2015 afgewezen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 februari 2018 is appellant niet verschenen, terwijl het college zich liet vertegenwoordigen door een advocaat. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij psychisch ziek is en daarom niet in staat om zijn belangen te behartigen. Hij stelde dat hij alle vereiste documenten al had ingeleverd en dat hij deze opnieuw zou opvragen bij de bank. De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs was voor de stelling van appellant dat hij de documenten al had ingeleverd. Bovendien heeft appellant gedurende de hele procedure, inclusief het hoger beroep, nagelaten de gevraagde financiële gegevens in te leveren.
De Raad concludeert dat de weigering van de bijzondere bijstand terecht is, omdat zonder de benodigde gegevens het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De beroepsgrond van appellant dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden, werd eveneens verworpen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.