ECLI:NL:CRVB:2018:854
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van verzekeringsgeneeskundigen bij het stellen van DSM-diagnoses in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1936, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) dat haar aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) had afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak, Centrale Raad van Beroep, heeft op 22 maart 2018 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de geneeskundig adviseurs van verweerder bevoegd zijn om diagnoses te stellen volgens de DSM-systematiek. De klacht van appellante over de onbevoegdheid van de geneeskundig adviseur is ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellante niet in verband kunnen worden gebracht met het oorlogsgeweld, maar eerder voortkomen uit een opeenhoping van diverse levensbedreigende omstandigheden in haar jeugd. De Raad heeft de eerdere afwijzing van de aanvraag door verweerder bevestigd, omdat de medische adviezen voldoende onderbouwd waren en er geen aanleiding was om aan de deskundigheid van de geneeskundig adviseurs te twijfelen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.