Uitspraak
16.6756 WUBO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellante en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellante had een beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin haar aanvraag om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) was afgewezen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundigen van de verweerder bevoegd zijn om diagnoses volgens de DSM-systematiek te stellen. De klacht van appellante over de onbevoegdheid van de verzekeringsgeneeskundige werd ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellante niet in significante mate aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven, maar eerder het gevolg waren van een opeenhoping van diverse levensbedreigende omstandigheden en ingrijpende gebeurtenissen in haar leven. De Raad oordeelde dat er geen voldoende medische onderbouwing was voor de stelling dat de fysieke klachten van appellante ook door de oorlogsomstandigheden waren veroorzaakt. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand.