In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een voormalig militair die een verhoging van zijn invaliditeitspercentage verzoekt vanwege pijnklachten in zijn schouders en ellebogen, die hij toeschrijft aan het chronisch gebruik van krukken. De appellant, die in 1982 in militaire dienst trad, heeft in de loop der jaren diverse operaties ondergaan aan zijn enkels en knieën. De minister van Defensie heeft eerder een oorzakelijk dienstverband aanvaard voor de aandoeningen van de enkelbanden en knieën, maar niet voor de overige klachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en de medische rapportages van verschillende specialisten, waaronder orthopedisch chirurg dr. P.T.D. Kingma, in overweging genomen. Kingma concludeert dat de pijnklachten van de appellant niet in verband staan met de dienstverbandaandoeningen, maar eerder het gevolg zijn van overgewicht en neurologische problematiek. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de minister zijn besluit toereikend heeft gemotiveerd en dat er onvoldoende bewijs is voor een verband tussen het gebruik van hulpmiddelen en de dienstverbandaandoeningen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.