ECLI:NL:CRVB:2018:844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting op basis van lening bij zus
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting door appellanten, die een lening bij de zus van appellant hebben afgesloten om deze kosten te dekken. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout, omdat volgens de gemeentelijke richtlijn de kosten van duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, die uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond, en appellanten gingen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de inrichtingskosten waarvoor appellanten bijzondere bijstand hadden aangevraagd, al vóór de aanvraag waren gemaakt en gefinancierd uit de lening bij de zus van appellant. De gronden die appellanten in hoger beroep aanvoerden, waren in wezen een herhaling van hun eerdere argumenten, waarop de rechtbank al gemotiveerd had gereageerd. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de richtlijn rechtvaardigden, en dat het hoger beroep derhalve niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.H. Bel als voorzitter en E.C.R. Schut en M. ter Brugge als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.