ECLI:NL:CRVB:2018:84
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en schadevergoedingsverzoek na intrekking van hoger beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had op 25 januari 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Echter, op 27 januari 2017 trok appellant het hoger beroep in en verzocht het college om vergoeding van proceskosten en schade wegens gederfde wettelijke rente. Het college diende een verweerschrift in, maar het onderzoek ter zitting werd met toestemming van partijen achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het schadevergoedingsverzoek pas na de intrekking van het hoger beroep was ingediend, waardoor het verzoek niet kon worden behandeld als een verzoek dat tijdens het hoger beroep was gedaan. Dit leidde tot de afwijzing van het schadevergoedingsverzoek. De Raad oordeelde echter dat het college wel in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, aangezien het college geheel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. De proceskosten werden begroot op € 1.002,- voor de behandeling in beroep en € 501,- voor het hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van het college tot € 1.503,-.
De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2018.