ECLI:NL:CRVB:2018:84

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
16/2791 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en schadevergoedingsverzoek na intrekking van hoger beroep

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had op 25 januari 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Echter, op 27 januari 2017 trok appellant het hoger beroep in en verzocht het college om vergoeding van proceskosten en schade wegens gederfde wettelijke rente. Het college diende een verweerschrift in, maar het onderzoek ter zitting werd met toestemming van partijen achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het schadevergoedingsverzoek pas na de intrekking van het hoger beroep was ingediend, waardoor het verzoek niet kon worden behandeld als een verzoek dat tijdens het hoger beroep was gedaan. Dit leidde tot de afwijzing van het schadevergoedingsverzoek. De Raad oordeelde echter dat het college wel in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, aangezien het college geheel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. De proceskosten werden begroot op € 1.002,- voor de behandeling in beroep en € 501,- voor het hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van het college tot € 1.503,-.

De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 januari 2018
16/2791 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
18 maart 2016, 15/4566 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D. Matadien, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft op 25 januari 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 27 januari 2017 heeft mr. Matadien namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep.
Bij brief van 11 april 2017 heeft mr. Matadien namens appellant tevens verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van schade wegens gederfde wettelijke rente (schadevergoedingsverzoek).
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Schadevergoeding
Vaststaat dat het schadevergoedingsverzoek pas is ingediend nadat het hoger beroep was ingetrokken. Van een verzoek dat is gedaan gedurende het hoger beroep in de zin van artikel 8:91, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dus geen sprake. Reeds om die reden zal het schadevergoedingsverzoek worden afgewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:90, tweede lid, van de Awb zal dit verzoek worden doorgezonden naar het college.
Proceskosten
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 januari 2017 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.002,- in beroep en € 501,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2018.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N.L. Kuipers

HD