ECLI:NL:CRVB:2018:81

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
16/7356 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van CAK om proceskosten in bezwaar te vergoeden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van het CAK om proceskosten in bezwaar te vergoeden aan de erfgenaam van [Appellant]. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het CAK ongegrond verklaard, waarbij het CAK had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het niet tijdig was ingediend. De erfgenaam van [Appellant] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de beroepsgrond dat onduidelijk is of de bezwaartermijn is overschreden en dat, indien dit het geval is, deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank een juist oordeel heeft gegeven over de weigering van het CAK om de proceskosten te vergoeden. De Raad heeft geen nieuwe overwegingen toegevoegd aan het oordeel van de rechtbank en heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding gevonden voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

16/7356 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
18 oktober 2016, 15/4025 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erfgenaam van [Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

Datum uitspraak: 10 januari 2018
PROCESVERLOOP
Appellant, [A] , heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2017. Appellant is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.N.F. van der Gaarden.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
CAK heeft bij besluit van 16 januari 2015 de eigen bijdrage voor zorg met verblijf (eigen bijdrage) voor [Appellant] per 1 januari 2015 vastgesteld op € 1.711,98 per kalendermaand. [Appellant] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
CAK heeft dit bezwaar mede aangemerkt als verzoek om voorlopige aanpassing van de hoge eigen bijdrage voor het jaar 2015. Bij besluit van 6 mei 2015 heeft CAK dit verzoek toegewezen. Bij besluit van 29 mei 2015 heeft CAK de eigen bijdrage per 1 januari 2015 vastgesteld op € 776,54 per kalendermaand.
1.3.
Op [datum van overlijden] 2015 is [Appellant] overleden.
1.4.
Bij besluit van 28 juli 2015 (bestreden besluit) heeft CAK geoordeeld dat het bezwaar zich niet richt tegen het besluit van 29 mei 2015 en het bezwaar tegen het besluit van
16 januari 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat niet tijdig bezwaar is gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. CAK heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat het besluit van
16 januari 2015 niet onrechtmatig was.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij, samengevat, overwogen dat CAK het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar terecht heeft afgewezen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zijn belang bij deze procedure is gelegen in het verkrijgen van een vergoeding van de kosten van bezwaar en in de juiste toepassing van de ontvankelijkheidsregels die bij de bezwaarprocedure horen. De rechtbank is ten onrechte niet ingegaan op de beroepsgrond dat onduidelijk is of de bezwaartermijn is overschreden en dat, indien dit wel het geval is, deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. CAK had naar aanleiding van het bezwaar tegen het besluit van 16 januari 2015 een ‘gewoon’ besluit op bezwaar moeten nemen, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard, het primaire besluit werd herroepen, een nieuw primair besluit werd genomen en de proceskosten in bezwaar werden vergoed. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het besluit van
16 januari 2015 rechtmatig was. Dit besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid, nu CAK hierbij geen rekening heeft gehouden met de op dat moment reeds aanwezige fiscale gegevens over het jaar 2014. De rechtbank heeft het beroep op een zorgvuldige belangenafweging ten onrechte geplaatst in de sleutel van de beoordelingsruimte bij het bestuursorgaan, terwijl een algemene belangenafweging in de zin van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht was bedoeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak een juist oordeel gegeven over de aan de rechtbank voorgelegde beroepsgrond omtrent de weigering van CAK de proceskosten in bezwaar te vergoeden. De Raad heeft aan dit oordeel, noch aan de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen iets toe te voegen.
4.2.
Bij bespreking van de overige gronden van hoger beroep heeft appellant geen belang, nu het enige gevolg hiervan kan zijn dat appellant in een slechtere positie geraakt.
4.3.
Uit hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2018.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.H. Budde

SS