In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante ontving bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had de AIO-aanvulling van appellante ingetrokken op basis van het niet verstrekken van haar TC Kimliknummer, een Turks identiteitsnummer, dat volgens de Svb noodzakelijk was voor het uitvoeren van onderzoek naar de pensioenrechten van appellante en haar overleden echtgenoot in Turkije.
De Raad oordeelde dat het TC Kimliknummer op zichzelf geen gegeven is dat van invloed kan zijn op het recht op AIO-aanvulling, en dat het niet verstrekken ervan geen schending van de inlichtingenverplichting oplevert. De Raad stelde vast dat de Svb niet aannemelijk had gemaakt dat de AIO-aanvulling ten onrechte of tot een te hoog bedrag was verleend. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak niet onderkend dat de intrekking van de AIO-aanvulling op onhoudbare gronden was gebaseerd. De Raad heeft het besluit van de Svb herroepen en de Svb veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de inlichtingenverplichtingen van belanghebbenden en de voorwaarden waaronder bijstandsverlening kan worden ingetrokken. De Raad heeft de rechtsgevolgen van de eerdere besluiten in stand gelaten, maar heeft de intrekking van de AIO-aanvulling onterecht geacht.