ECLI:NL:CRVB:2018:743
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout, waarin de hoogte van haar persoonsgebonden budget (pgb) werd herzien. In een eerder besluit had het college aan appellante begeleiding in de klasse 'midden' toegekend, maar in een later besluit werd het pgb verlaagd. Appellante stelde dat het college niet correct had gecommuniceerd over de wijziging van het pgb en dat dit in strijd was met de beginselen van rechtszekerheid en zorgvuldigheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college in beginsel de bevoegdheid heeft om gemaakte fouten te herstellen, mits dit niet in strijd is met rechtsbeginselen. De Raad oordeelde dat het college voldoende gelegenheid had geboden aan appellante om haar zorgovereenkomst aan te passen en dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door A.J. Schaap, met I.G.A.H. Toma als griffier, en vond plaats op 14 maart 2018. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.