ECLI:NL:CRVB:2018:723
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de regeling voor bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Gelderland en de einduitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor chronisch zieken en gehandicapten. De betrokkenen hadden op 6 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in meerkosten, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de regeling TM-CZG, die voorziet in bijzondere bijstand, niet voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de afwijzing van de aanvraag op een ondeugdelijke grondslag berustte. De rechtbank stelde het college in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, maar het college maakte hier geen gebruik van. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de regeling TM-CZG daadwerkelijk gemaakte kosten bestrijdt en niet kan worden aangemerkt als categoriale bijzondere bijstand. De Raad heeft geconcludeerd dat de regeling voorziet in maatwerk en dat de voorwaarden voor toekenning niet de grenzen van een redelijke wetsuitleg te buiten gaan. Het hoger beroep van het college is dan ook gegrond verklaard, en de eerdere uitspraken van de rechtbank zijn vernietigd. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 6 januari 2016 ongegrond verklaard.