ECLI:NL:CRVB:2018:674
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Algemene Oorlogsongevallenregeling in relatie tot oorlogsgeweld na soevereiniteitsoverdracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1946, had aanvragen ingediend voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De aanvragen werden afgewezen omdat niet voldoende was aangetoond dat de appellant was getroffen door oorlogsgeweld. De Raad oordeelde dat de Wubo niet van toepassing is op gebeurtenissen die na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 hebben plaatsgevonden. De appellant stelde dat hij tijdens zijn verblijf in een kazerne in Djatingaleh beschietingen had meegemaakt, maar de Raad concludeerde dat er geen bevestiging was van deze gebeurtenissen. De verklaringen van de appellant en zijn broer waren onvoldoende om aan te tonen dat de appellant daadwerkelijk oorlogsgeweld had ervaren. De Raad oordeelde dat de bestreden besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand bleven en verklaarde de beroepen ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.