ECLI:NL:CRVB:2018:673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek buitengewoon pensioen op basis van Wbp
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor een buitengewoon pensioen op basis van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp) had ingediend. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 27 mei 1987, en deze afwijzing was later bevestigd bij een besluit van 16 januari 1989. De appellant, geboren in 1924, had aangevoerd dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog had deelgenomen aan verzetsactiviteiten, maar de Centrale Hoofdbestuurscommissie van de Stichting 1940-1945 had vastgesteld dat hij niet tot de deelnemers aan het verzet behoorde. Appellant had in de jaren daarna meerdere keren verzocht om herziening van de afwijzing, maar telkens zonder nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die een herziening zouden rechtvaardigen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de bevoegdheid tot herziening discretionair is en dat het bestreden besluit slechts met terughoudendheid kan worden getoetst. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die de eerdere besluiten in een nieuw licht zouden plaatsen. De eerdere afwijzingen waren gebaseerd op de vaststelling dat het handelen van appellant niet kon worden aangemerkt als verzet in de zin van de Wbp. De Raad heeft het verzoek van appellant om herziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, waarbij hij oordeelde dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.
De uitspraak werd gedaan door rechter B.J. van de Griend, met F. Demiroğlu als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.