ECLI:NL:CRVB:2018:668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
15/7918 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbreiding huishoudelijke hulp op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellante had een aanvraag ingediend voor uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had deze aanvraag afgewezen, omdat uit medisch advies bleek dat de appellante voldoende gecompenseerd was met de eerder toegekende 2 uur en 30 minuten per week. De arts L. Trapman van SCIO Consult had vastgesteld dat de appellante beperkingen ondervond bij zware huishoudelijke taken, maar in staat was om de overige taken zelf te verrichten.

De rechtbank had het beroep van de appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat er geen medische verklaring was overgelegd die de conclusie van SCIO Consult zou ondermijnen. In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat er meer medische gegevens hadden moeten worden opgevraagd, maar de Raad oordeelde dat het medisch advies zorgvuldig was opgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid ervan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellante voldoende was gecompenseerd voor haar beperkingen.

De uitspraak benadrukt het belang van medische adviezen in het kader van aanvragen voor zorg en ondersteuning, en dat appellanten zelf verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van relevante medische informatie ter onderbouwing van hun verzoeken.

Uitspraak

15.7918 WMO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
19 oktober 2015, 15/867 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 21 februari 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. de Widt, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Widt. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Lungu en I.T.M. te Brinke.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Partijen hebben nadere stukken in het geding gebracht.
De Raad heeft met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2 uur en 30 minuten per week hulp bij het huishouden verleend voor de periode van 15 februari 2013 tot en met 14 februari 2018. Het college heeft tijd toegekend voor licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en de wasverzorging.
1.2.
Op 17 september 2014 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend om uitbreiding van de eerder toegekende hulp bij het huishouden.
1.3.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de arts L. Trapman van SCIO Consult een medisch advies uitgebracht op 8 november 2014. Deze arts heeft geconcludeerd dat appellante beperkingen heeft bij het verrichten van zware huishoudelijke taken, lichte huishoudelijke taken op hoog en laag niveau en de zware wasverzorging. Appellante wordt in staat geacht de overige taken verdeeld over de week in haar eigen tempo te verrichten. Verder is zij in staat de regie over het huishouden te voeren.
1.4.
Bij besluit van 17 november 2014 heeft het college de aanvraag van appellante voor een uitbreiding van het aantal uren voor huishoudelijke hulp afgewezen. Het college heeft het standpunt ingenomen dat uit het medisch onderzoek blijkt dat uitbreiding van het aantal uren niet noodzakelijk is. Appellante is met 2 uur en 30 minuten per week voldoende gecompenseerd bij het voeren van een huishouden.
1.5.
Bij besluit van 11 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellante geen (medische) verklaring heeft overgelegd op grond waarvan aan het rapport van SCIO Consult getwijfeld zou moeten worden. In zijn rapport heeft de arts van SCIO Consult zich op het standpunt gesteld dat er geen nadere informatie is opgevraagd bij de huisarts/specialist, omdat door (hetero)anamnese, onderzoek en observatie voldoende medische gegevens zijn verkregen waarmee de beperkingen kunnen worden vastgesteld. Appellante heeft bovendien een eigen verantwoordelijkheid om zelf met medische gegevens te onderbouwen dat zij meer beperkingen heeft dan door de arts van SCIO consult is aangenomen. De stelling van appellante dat haar financiële situatie dat niet toelaat, slaagt niet. Appellante had haar eigen behandelend artsen (kosteloos) kunnen vragen haar medische situatie op papier te zetten.
De stelling van appellante dat bij een huisbezoek op 3 maart 2015 de medewerker van de gemeente heeft gezegd dat 2,5 uur per week voor haar te weinig tijd is, slaagt niet, nu appellante deze stelling niet heeft onderbouwd en het college zich op het standpunt heeft gesteld hiervan niet op de hoogte te zijn. Appellante heeft niet onderbouwd dat zich relevante wijzigingen hebben voorgedaan in haar (medische) situatie. Nu er geen reden is tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door SCIO Consult, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een medisch deskundige te benoemen. Met de toegekende voorziening huishoudelijke hulp voor 2 uur en 30 minuten per week is appellante voldoende gecompenseerd voor haar beperkingen.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de arts van SCIO Consult nadere medische gegevens had moeten opvragen, omdat zij meer beperkingen ondervindt dan is aangenomen ten opzichte van de laatste keer dat een beoordeling heeft plaatsgevonden. Appellante beoogt uitbreiding van het aantal toegekende uren huishoudelijke hulp.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voorop staat dat de voor de beoordeling van belang zijnde periode loopt vanaf de aanvraag op 17 september 2014 tot en met het bestreden besluit op 11 maart 2015.
4.2.
Aan het bestreden besluit heeft het college het medisch advies van 8 november 2014 van de arts van SCIO Consult, L. Trapman, ten grondslag gelegd. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De medisch adviseur heeft appellante op het spreekuur van 4 november 2014 gericht lichamelijk onderzocht en geobserveerd. De arts heeft geen nadere informatie opgevraagd bij de huisarts/specialist, omdat de arts door (hetero) anamnese, onderzoek en observatie voldoende medische gegevens heeft verkregen waarmee de beperkingen konden worden vastgesteld. Anders dan appellante betoogt, was er voor de arts van SCIO Consult destijds geen aanleiding om medische informatie bij de behandelaars op te vragen. In hoger beroep heeft appellante de gelegenheid gehad om zelf informatie van de huisarts en Mediant, die betrekking heeft op de hier te beoordelen periode, over te leggen. Zij heeft dit gedaan bij brief van 24 januari 2017. De arts F. Knol van SCIO Peng heeft de door appellante ingebrachte informatie alsnog beoordeeld en is in zijn rapport van 12 februari 2017 tot de conclusie gekomen dat deze informatie geen aanknopingspunten biedt dat de eerdere conclusie van Trapman gewijzigd dient te worden. Niet is gebleken dat aan de juistheid van de medische adviezen van 8 november 2014 en 12 februari 2017 moet worden getwijfeld. Uit wat appellante heeft aangevoerd volgt niet dat in deze adviezen geen juist beeld wordt gegeven van haar gezondheidssituatie en dat zij als gevolg van haar lichamelijke en psychische klachten is aangewezen op meer uren huishoudelijke hulp. Nu door appellant onvoldoende twijfel is gezaaid over het (verloop van het) onderzoek en de inhoudelijke beoordeling door de medisch adviseurs, bestaat er voor de Raad geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.3.
Uit wat is overwogen in 4.1. tot en met 4.2. volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2018.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) R.L. Rijnen

CVG