ECLI:NL:CRVB:2018:661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot op basis van onvoldoende financiële transparantie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, die bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet, hadden hun aanvraag voor bijstand in de gemeente [woonplaats] ingediend na een verhuizing. Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant had de aanvraag afgewezen, omdat de appellanten onvoldoende inzicht hadden gegeven in hun financiële situatie, met name over de stortingen op hun bankrekeningen.
De rechtbank had de beroepen van de appellanten tegen de besluiten van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de herkomst van hun financiële middelen, waaronder een lening van € 3.500,- van de zus van appellant. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de appellanten was om aan te tonen dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden.
De Raad concludeerde dat de gronden van de appellanten in hoger beroep voornamelijk herhalingen waren van eerdere argumenten en dat de rechtbank adequaat had gereageerd op deze bezwaren. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.