ECLI:NL:CRVB:2018:643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsmogelijkheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die zich op 27 december 2012 ziek meldde vanwege rug- en knieklachten, had later ook psychische klachten. Het Uwv concludeerde na medisch en arbeidskundig onderzoek dat appellant per 25 december 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en verleende hem daarom geen uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde zijn beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had dossieronderzoek gedaan, de hoorzitting bijgewoond en psychisch onderzoek verricht. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv. Appellant had in hoger beroep nieuwe informatie ingediend van zijn huisarts en psychiater, maar de Raad vond geen aanknopingspunten die de eerdere conclusies van het Uwv konden ondermijnen.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om een deskundige te benoemen, aangezien het medisch oordeel van het Uwv goed onderbouwd was. De arbeidsdeskundige had overtuigend gemotiveerd dat appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.