ECLI:NL:CRVB:2018:624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de weigering van een WIA-uitkering aan appellant is bevestigd. Appellant, die eerder werkzaam was als medewerker in de tuinbouw, heeft zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidt tot de weigering van de uitkering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de psychische problematiek van appellant. Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat hij verdergaand beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en geconcludeerd dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.