ECLI:NL:CRVB:2018:606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geen toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Overijssel. Appellante, die op 17 april 2013 wegens nek- en armklachten uitviel als horecamedewerker, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellante in staat was om met passend werk meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde echter dat de door appellante ingebrachte informatie van haar psychiater niet voldoende onderbouwd was en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat er beperkingen waren als gevolg van psychische klachten. De verzekeringsarts had bovendien kennis van het gebruik van slaapmedicatie door appellante, wat geen invloed had op haar functioneren.
Daarnaast werd in een tweede zaak beoordeeld of appellante recht had op een WIA-uitkering per 12 september 2015, na melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv stelde vast dat er geen toegenomen beperkingen waren als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De Raad bevestigde dit oordeel, aangezien de eerdere beoordeling geen psychische klachten als oorzaak had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraken van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.