ECLI:NL:CRVB:2018:60
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet; beoordeling arbeids(on)geschiktheid en deskundigenbenoeming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellant, die als chauffeur-bezorger werkzaam was, had zijn dienstverband per 1 september 2012 beëindigd en meldde zich op 2 september 2014 ziek. Het Uwv stelde vast dat appellant per 1 augustus 2012 geen recht had op ziekengeld, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die overtuigend had uiteengezet dat het rapport van de deskundige Offermans geen doorslaggevende betekenis had. De Raad bevestigde dat appellant per 1 augustus 2012 niet arbeidsongeschikt was, omdat hij geen melding had gemaakt van ziekte en zijn arbeidsovereenkomst op dat moment nog voortduurde. De Raad concludeerde dat de rechtbank het onderzoek van de verzekeringsartsen als voldoende zorgvuldig had beoordeeld en dat de leverklachten van appellant niet voldoende onderbouwd waren om tot een ander oordeel te komen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 januari 2018.