ECLI:NL:CRVB:2018:587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
17/6339 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de juistheid van de loongerelateerde WGA-uitkering en de vastgestelde beperkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 15 augustus 2017 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die als kwaliteitscontroleur werkte, is op 19 december 2012 uitgevallen met psychische klachten. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was vastgesteld. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, heeft het Uwv in januari 2017 vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv een deugdelijke medische grondslag had en dat de functies die aan appellant waren toegewezen medisch geschikt waren.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere argumenten en stelt dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden, met name met betrekking tot zijn pleinvrees en sociale functioneren. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de FML correct is aangepast op basis van de bevindingen van psychiater Van der Drift. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen en dat appellant geen nieuwe medische stukken heeft ingediend die zijn standpunt onderbouwen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

17.6339 WIA

Datum uitspraak: 21 februari 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
15 augustus 2017, 17/1396 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. Tason Avila, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Tason Avila. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als kwaliteitscontroleur voor 38,16 uur per week en is op
19 december 2012 uitgevallen met psychische klachten. Bij besluit van 11 november 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant per einde wachttijd, 18 december 2014, geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%. Bij beslissing op bezwaar van 27 augustus 2015 heeft het Uwv het daartegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
1.2.
Appellant heeft tegen het besluit van 27 augustus 2015 beroep ingesteld. De rechtbank heeft psychiater dr. I. van der Drift als deskundige benoemd. Op 29 april 2016 heeft deze deskundige rapport uitgebracht. Dit rapport is voor de rechtbank aanleiding geweest het beroep van appellant bij uitspraak van 21 november 2016 gegrond te verklaren en het besluit van 27 augustus 2015 te vernietigen. Voorts heeft de rechtbank het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
1.3.
Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het rapport van psychiater Van der Drift de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. Daarbij zijn beperkingen aangenomen binnen de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. Daarbij is een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week aangenomen. Een arbeidskundige bezwaar en beroep heeft de arbeidsmogelijkheden opnieuw onderzocht.
1.4.
Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 24 januari 2017 een nieuwe beslissing op bezwaar (bestreden besluit) genomen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 18 december 2014 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35 tot 80%. Het Uwv heeft de door appellant in bezwaar gemaakte kosten vergoed.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat dit besluit naar haar oordeel een deugdelijke medische grondslag heeft en de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant in medisch opzicht als geschikt moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML onjuist heeft aangepast op grond van het rapport van psychiater Van der Drift. De rechtbank heeft de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat uit de brief van de GZ-psycholoog S. Aydogdu van 14 mei 2017 niet is af te leiden dat de FML een onjuist beeld geeft van de beperkingen van appellant op de datum in geding, onderschreven.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat in de FML onder de rubriek persoonlijk functioneren ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn pleinvrees. Wat betreft de rubriek sociaal functioneren stelt appellant zich op het standpunt dat ook onder deze rubriek er meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden. Zo kan appellant niet omgaan met conflicten of samenwerken. Ook is hij beperkt qua vervoer in die zin dat hij zich alleen laat vervoeren door zijn echtgenote. Appellant heeft aangevoerd dat de geselecteerde functies voor hem niet realistisch en haalbaar zijn omdat hij niet zonder zijn echtgenote naar buiten durft.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Ter zitting heeft het Uwv toegelicht op welke wijze de conclusies van psychiater Van der Drift in de FML zijn verwerkt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden van appellant in hoger beroep zijn in wezen een herhaling van hetgeen appellant in beroep bij de rechtbank heeft gesteld en beperken zich tot het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen en de manier waarop deze in de voor appellant geldende FML zijn verwerkt. In hoger beroep heeft appellant geen medische stukken ingebracht die zijn standpunt onderbouwen dat in de voor hem geldende FML meer beperkingen hadden moeten worden opgenomen. Gelet op het voorgaande is er daarom geen aanleiding een deskundige te benoemen teneinde nader onderzoek bij appellant te verrichten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid, worden onderschreven. Volstaan wordt verder met verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange als voorzitter en H.G. Rottier en R.P.T. Elshoff als leden in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2018.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) J.R. Trox

KS