ECLI:NL:CRVB:2018:587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- H.G. Rottier
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de loongerelateerde WGA-uitkering en de vastgestelde beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 15 augustus 2017 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die als kwaliteitscontroleur werkte, is op 19 december 2012 uitgevallen met psychische klachten. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was vastgesteld. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, heeft het Uwv in januari 2017 vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv een deugdelijke medische grondslag had en dat de functies die aan appellant waren toegewezen medisch geschikt waren.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere argumenten en stelt dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden, met name met betrekking tot zijn pleinvrees en sociale functioneren. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de FML correct is aangepast op basis van de bevindingen van psychiater Van der Drift. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen en dat appellant geen nieuwe medische stukken heeft ingediend die zijn standpunt onderbouwen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak.