ECLI:NL:CRVB:2018:52
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking van ZW-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 17 april 2013 in dienst was bij een uitzendorganisatie, had zich op 17 oktober 2013 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem ziekengeld toegekend, maar later vastgesteld dat hij meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen, waardoor zijn recht op ziekengeld werd ingetrokken. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek had ingesteld, waarbij zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellant hadden onderzocht. De Raad bevestigde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit deugdelijke basis had en dat er geen sprake was van een oneerlijk proces. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat hij geschikt was voor de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de rol van de rechter in het toetsen van deze beoordelingen.