ECLI:NL:CRVB:2018:519

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
15/4191 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies na medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die in 2012 met lichamelijke klachten uitviel als lasser/ijzerwerker, had op 18 januari 2014 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts had beperkingen vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de arbeidsdeskundige had functies geselecteerd die appellant geschikt achtte, met een arbeidsongeschiktheid van 38,20%. Na bezwaar en een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 39,43% en het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de FML correct was vastgesteld. Appellant betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies en stelde dat zijn belastbaarheid te optimistisch was ingeschat. De Centrale Raad van Beroep benoemde een deskundige om de FML te herzien. De deskundige concludeerde dat de FML op enkele punten moest worden aangepast, maar dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad oordeelde dat de deskundige een zorgvuldig en inzichtelijk onderzoek had uitgevoerd en dat de aanpassingen aan de FML gerechtvaardigd waren.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak, maar met verbetering van gronden, en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd gedaan op 22 februari 2018.

Uitspraak

15/4191 WIA
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
13 mei 2015, 14/7019 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. O. Emre, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M. Houweling, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
Het onderzoek is heropend na de zitting, waarna de Raad verzekeringsarts
L. Greveling-Fockens als deskundige heeft benoemd voor het instellen van een onderzoek.
De deskundige heeft op 25 juli 2017 een rapport uitgebracht.
Het Uwv op het rapport gereageerd en daarbij nadere stukken ingediend.
Partijen hebben meegedeeld dat zij geen gebruik maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is [in] 2012 met lichamelijke klachten uitgevallen voor zijn werk als lasser/ijzerwerker. Op 18 januari 2014 heeft appellant een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend. De verzekeringsarts heeft appellant onderzocht en dossieronderzoek gedaan. Werkzaamheden met zware of langdurige belastingen van de voet/hiel dienen te worden vermeden. Ook moeten zwaardere trillingen of schokken op de rechter voet/hiel worden vermeden. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellant vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 februari 2014. De arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die hij geschikt acht voor appellant en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 38,20%. Bij besluit van 14 maart 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 9 april 2014 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80%.
1.2.
Appellant heeft in bezwaar een rapport van verzekeringsarts-RGA M.C. Huijsman en een expertiserapport van orthopedisch chirurg M.M. Alvarez-Ferrero overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht, informatie ontvangen van behandelaars en appellant gesproken op de hoorzitting. Op basis hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat meer beperkingen dienen te worden aangenomen. Aanvullende beperkingen voor lopen, staan, dragen, hurken en het hanteren van conflicten zijn weergegeven in de FML van 15 juli 2014. Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw functies geselecteerd waarvan appellant geacht wordt de werkzaamheden te kunnen verrichten. Geconcludeerd is dat appellant
voor 39,43% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 5 september 2014 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is en de FML correct is vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met het overgelegde expertiserapport van een orthopedisch chirurg en inzichtelijk gemotiveerd op basis waarvan hij tot de aangepaste FML is gekomen. Er is onvoldoende aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de geselecteerde functies de functionele mogelijkheden van appellant overschrijdt.
3.1.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn belastbaarheid te optimistisch is ingeschat. Appellant kan door zijn voetklachten niet een half uur aangesloten zitten, lopen of staan. Lopen kost hem veel pijn en moeite. Traplopen kan appellant niet. Appellant acht zich vanwege de voetklachten niet in staat om de geselecteerde functies te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellant met zijn beperkingen de geselecteerde functies met ingang van 9 april 2014 kan uitoefenen. Daarbij is met name in geschil of in voldoende mate rekening is gehouden met de voetklachten bij het vaststellen van de beperkingen van appellant.
4.2.
De Raad heeft aanleiding gezien een deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag of voor appellant meer beperkingen gelden dan weergegeven in de FML van 15 juli 2014. In haar rapport van 25 juli 2017 heeft de deskundige zich niet geheel kunnen verenigen met de FML van 15 juli 2014. Wat betreft het onderdeel persoonlijk risico dient in de FML te worden vermeld dat appellant beperkt is voor beroepsmatig besturen van voertuigen, op hoogte werken en werken in de nabijheid van gevaar opleverende machines. Het
FML-onderdeel klimmen dient als beperkt (in plaats van licht beperkt) te worden gescoord, met als toelichting dat appellant incidenteel ten minste een opstapje op en af kan. Op het FML-onderdeel knielen of hurken dient (in plaats van een beperking) de normaalwaarde te worden vastgesteld, met de toelichting dat dit slechts niet frequent, namelijk tot 5 keer per uur, is toegestaan. Volgens de deskundige komen de beperkingen in de FML van 15 juli 2014 voor staan, lopen en traplopen overeen met het expertiserapport van de orthopedisch chirurg. De deskundige heeft overwogen dat met de in de FML opgenomen beperking voor traplopen in voldoende mate tegemoet is gekomen aan de klachten van de rechtervoet en -enkel. De deskundige heeft geen aanleiding gezien om een urenbeperking aan te nemen. Vanuit energetisch of preventief oogpunt of vanwege verminderde beschikbaarheid zijn daarvoor zijn geen redenen aanwezig.
4.3.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige heeft het Uwv rapporten overgelegd van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op 8 augustus 2017 aangepast overeenkomstig de conclusies van de deskundige, waarna de arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies ook in het licht van de bijgestelde FML passend zijn. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op deze nadere onderbouwing het bestreden besluit stand houdt.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken, waaronder het expertiserapport van de orthopedisch chirurg en de door appellant overgelegde rapporten van verzekeringsarts-RGA Huijsman. De deskundige is ingegaan op de visie op de belastbaarheid van appellant in het expertiserapport van de orthopedisch chirurg en op de visies daarop van de verzekeringsartsen van het Uwv. Daarbij is inzichtelijk en gemotiveerd te kennen gegeven op welke onderdelen van de FML appellant (meer) beperkt wordt geacht en op welke aspecten niet. Eveneens is inzichtelijk gemotiveerd dat enkele onderdelen van de FML anders worden ingevuld dan de verzekeringsartsen van het Uwv hebben gedaan. De FML is vervolgens aangepast door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarbij is toegelicht dat de aanpassing overeenkomstig de conclusies van de deskundige heeft plaatsgevonden. Appellant heeft naar aanleiding van het rapport van de deskundige of de reactie daarop van het Uwv geen nadere gronden ingediend. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de op basis van de conclusies van de deskundige vastgestelde FML.
4.5.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid in deze FML is de Raad van oordeel dat de voor appellant geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat ondanks de signaleringen de belasting in deze functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. Nadat de FML overeenkomstig de conclusies van de deskundige is aangepast, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat de functiebelastingen op de aangepaste onderdelen van de FML onveranderd binnen de functionele mogelijkheden van appellant blijven.
4.6.
Appellant heeft de geschiktheid van de geselecteerde functies betwist en gesteld dat de belastbaarheid in (sommige van) deze functies is overschreden op de onderdelen tillen, knielen of hurken, traplopen, staan, staan tijdens het werk en het dragen van werkschoenen.
4.7.
Wat betreft het dragen van werkschoenen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in het geval in een functie veiligheidsschoenen dienen te worden gedragen, appellant bij het Uwv een vergoeding voor een werkvoorziening in de vorm van orthopedisch verantwoorde schoenen kan aanvragen. Daarmee is voldoende gemotiveerd dat de eis van het dragen van veiligheidsschoenen er niet aan in de weg staat dat appellant de werkzaamheden in de geselecteerde functies verricht.
4.8.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op het onderdeel tillen in de functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122), omdat tillen voor appellant mogelijk is tot ongeveer
10 kg. en in deze functie tillen ook tot ongeveer 10 kg. voorkomt. Toegelicht is dat knielen en hurken in de geselecteerde functies slechts kortdurend en niet-frequent voorkomt. Er is geen aanleiding aan te nemen dat deze belasting de normaalwaarde op de (aangepaste) FML overschrijdt.
4.9.
Bij geen van de geselecteerde functies is een signalering gepresenteerd op de onderdelen staan of staan tijdens het werk. Er is geen aanleiding aan te nemen dat de belasting op deze onderdelen de belastbaarheid overschrijdt. Wat betreft het staan is daarbij van belang dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overwogen dat voor alle geselecteerde functies geldt dat er slechts kortdurend wordt gestaan.
4.10.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de belasting voor traplopen in de functie machinaal metaalbewerker binnen de belastbaarheid blijft, omdat appellant in staat wordt geacht in één keer een trap op en neer te gaan. Toegelicht is dat traplopen in deze functie nodig is om de kantine te bereiken, waarbij tussen het op- en neergaan enige pauzetijd zit. Gelet op de toelichtingen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, in samenhang met de gegevens van het Resultaat functiebeoordeling, is er geen aanleiding te twijfelen dat de belasting op dit punt binnen de belastbaarheid van appellant blijft.
4.11.
Het bestreden besluit is, in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet voorzien van een deugdelijke motivering, omdat eerst in hoger beroep een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing is gegeven. De schending van artikel 7:12 van de Awb wordt onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat appellant door deze schending niet is benadeeld. De conclusie is dat het bestreden besluit in stand dient te worden gelaten en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van gronden.
5. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.002,- in beroep en op € 1.002,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en op € 6,09 aan reiskosten in beroep en op € 29,87 aan reiskosten in hoger beroep, in totaal € 2.039,96.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.039,96;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van totaal € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
M.D.F. Smit-de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
22 februari 2018.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.D.F. Smit-de Moor

HD