ECLI:NL:CRVB:2018:497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van een persoonsgebonden budget en de administratieve verplichtingen van de aanvrager
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Y. Eryilmaz, had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor het jaar 2014, dat aanvankelijk was vastgesteld op € 19.915,37. Echter, het Zorgkantoor Menzis heeft dit bedrag later verlaagd naar € 8.046,64 en het niet verantwoorde bedrag van € 11.868,76 teruggevorderd. De Raad oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen zoals vastgelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de zorg die door de zorgverlener was verleend onvoldoende administratief was verantwoord, en dat er contante betalingen waren gedaan zonder de juiste documentatie.
De Raad bevestigde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen. De appellant had onvoldoende bewijs geleverd dat de zorgverlener daadwerkelijk AWBZ-zorg had verleend, en de door hem overgelegde documentatie voldeed niet aan de vereisten. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat de belangenafweging in dit geval correct was uitgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.