ECLI:NL:CRVB:2018:485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en vastgestelde belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2011 als kok werkte, had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door rug- en bekkenklachten, alsook psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van de appellant correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
In hoger beroep voerde de appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen en dat de verzekeringsarts niet de juiste informatie had opgevraagd. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De door de appellant ingebrachte medische informatie werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies voor de appellant medisch geschikt waren, ondanks de door hem aangevoerde klachten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de noodzaak voor appellanten om overtuigende medische onderbouwing te leveren voor hun claims.