Uitspraak
17.5230 WIA
OVERWEGINGEN
3 mei 2016 (ECLI:CE:ECHR:2016:0503JUD000718311, zaaknummer 7183/11, Letinčić) en 23 mei 2017 (ECLI:CE:ECHR:2017:0523JUD005693513, zaaknummer 56935/13, Zovko) heeft het EHRM benadrukt dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM onder andere omvat dat elke partij een redelijke kans of gelegenheid krijgt om haar zaak te bepleiten zonder dat er sprake is van een substantieel ongelijke positie ten opzichte van de wederpartij (beginsel van de equality of arms).
7 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7184) dienen de conclusies van een neuropsychologisch onderzoek steun te vinden in een medisch-specialistisch rapport, waaruit is af te leiden dat de vastgestelde cognitieve tekorten zijn terug te voeren op medisch vastgestelde stoornissen. Boeykens heeft in reactie op het in beroep door appellant ingenomen standpunt bij rapport van 15 april 2015 te kennen gegeven dat “vanuit het standpunt van de neuropsychiatrie de neuropsychologie beschouwd kan worden als een ondersteunende wetenschap, waarvan de conclusies steeds moeten worden afgewogen tegen de bevindingen van het klinisch onderzoek (…) De bedoeling van een klinisch onderzoek door een neuropsychiater is ook om te komen tot een juiste inschatting van de cognitieve mogelijkheden van een patiënt. Waar geen klinische afwijkingen gevonden worden, kan getwijfeld worden aan de relevantie van andere bevindingen.” Deze opvatting van Boeykens is in lijn met de rechtspraak van de Raad. Met juistheid heeft de rechtbank dan ook overwogen dat uit de rapporten van Boeykens en Bruins niet blijkt dat de vermoeidheidsklachten van appellant op de datum in geding van 27 september 2013 terug te voeren zijn op een ziekte of gebrek en dat zij Bruins daarom niet volgt in haar stelling dat een urenbeperking en een beperking voor werken in de nacht en avond aangenomen moeten worden.