Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Dit laatste criterium hanteert de Svb op grond van beleidsregel SB1076.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 oktober 2016 het beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaarde. Appellant, die in 1992 met behoud van een WAO-uitkering naar Marokko terugkeerde, verzocht in 2013 om toelating tot de vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Svb wees dit verzoek af, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had gesteld dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. In hoger beroep herhaalde appellant zijn verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De Svb had terecht het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit afgewezen, en de rechtbank had dit standpunt terecht onderschreven. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.