ECLI:NL:CRVB:2018:4284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van appellante in het kader van de Ziektewet na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 31 maart 2013 als productiemedewerker werkte, meldde zich ziek op 9 juli 2014 met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde vast dat appellante per 1 december 2014 weer geschikt was voor haar eigen werk, wat door appellante werd betwist. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van appellante in hoger beroep in essentie een herhaling waren van de eerder ingediende gronden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante per 1 december 2014 geschikt was voor haar eigen werk. De Raad benadrukte dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen voldoende objectieve redenen waren om aan de arbeidsgeschiktheid van appellante te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in het kader van de Ziektewet en de rol van het Uwv bij het vaststellen van arbeidsgeschiktheid. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.