ECLI:NL:CRVB:2018:4271

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
17/6290 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in herzieningsverzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 17/6290 AWBZ-V. Het betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 maart 2018, waarin het verzoek om herziening niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar moeder, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Het verzet is behandeld op 13 november 2018, waarbij de vader van verzoekster aanwezig was, maar het CIZ zich niet heeft laten vertegenwoordigen.

De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift te laat is ingediend. De laatste dag voor indiening was 2 mei 2018, maar het verzetschrift was gedateerd op 25 april 2018, met een poststempel van 3 mei 2018 en ontvangst op 4 mei 2018. De verzoekster voerde aan dat de uitspraak te laat was bezorgd door PostNL, maar de Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het verzuim konden rechtvaardigen. De Raad hanteert de regel dat de datum van verzending wordt vastgesteld aan de hand van het poststempel, tenzij de afzender kan aantonen dat de brief eerder is verzonden.

Uiteindelijk heeft de Raad besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2018
17/6290 AWBZ-V, 17/6294 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juni 2017, 16/1277, 16/1280 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

CIZ

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht van 21 maart 2018 heeft de Raad het namens verzoekster door haar moeder, [naam moeder], ingediende verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard.
Namens verzoekster heeft mevrouw [naam moeder] verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 13 november 2018. Voor appellante is verschenen haar vader, de heer [naam vader]. CIZ heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 21 maart 2018 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 2 mei 2018. Het namens verzoekster ingediende verzetschrift is gedateerd op 25 april 2018, heeft een poststempel van 3 mei 2018 en is op 4 mei 2018 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
In verzet is aangevoerd dat de uitspraak van de Raad van 21 maart 2018 verzoekster laat heeft bereikt, omdat PostNL de uitspraak bij buren heeft bezorgd. Het heeft enige tijd geduurd voordat de buren de post op het juiste adres hebben afgegeven. Het verzet zou omstreeks
25 april 2018 en dus op tijd, zijn gepost. Ter zitting heeft de vader van verzoekster verklaard dat hij niet meer precies weet wanneer het verzetschrift is gepost.
De Raad is van oordeel dat namens verzoekster geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat van verzuim geen sprake is geweest. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de afzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring dat het verzetschrift omstreeks 25 april 2018 zou zijn gepost, is daarvoor niet toereikend.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg

LO