ECLI:NL:CRVB:2018:4266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
17/885 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies in medisch opzicht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die zich ziek had gemeld met hand- en knieklachten, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uwv. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische grondslag had voor de beëindiging van de uitkering, en dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant voor de datum in geding psychische klachten had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.885 ZW

Datum uitspraak: 27 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
15 december 2016, 16/2165 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Tj. van Dalen, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2018. Namens appellant is verschenen mr. Van Dalen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.R. Bos.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als medewerker bouw voor 30 tot 40 uur per week via een uitzendbureau. Op 18 december 2014 heeft hij zich ziek gemeld met handklachten. Per 8 januari 2015 zijn daar ook knieklachten bijgekomen, waarvoor hij op
9 januari 2015 is geopereerd. Daarnaast zijn er al langer bestaande visusklachten na een oogtrauma. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsarts appellant op 27 oktober 2015 gezien. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 oktober 2015. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens drie functies geselecteerd en op basis van die functies berekend dat appellant nog 79,5% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 26 november 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 18 januari 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 8 april 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op de FML op twee punten aangepast. Lopen op oneffen terrein is wegens de knieklachten beperkt en bij tillen is tweehandig dragen en tegelijk lopen beperkt, in verband met het gebruik van een kruk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de functies nogmaals bekeken en is tot de conclusie gekomen dat deze onverminderd geschikt zijn.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep extra beperkingen heeft aangenomen in verband met de knieklachten. De door appellant gestelde psychische klachten zijn pas naar voren gekomen na de datum in geding van 17 december 2015, zodat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze terecht niet bij de beoordeling heeft betrokken. Uit de rapporten van de huisarts blijkt dat appellant zich op 23 februari 2016 voor het eerst bij de huisarts meldde met psychische klachten. Appellant heeft geen document overgelegd waaruit blijkt dat hij op de datum in geding al psychische klachten had. Voor de datum in geding heeft appellant de huisarts bezocht met knieklachten. De geschiktheid van de geduide functies is goed gemotiveerd in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
7 april 2016. De functies zijn terecht passend geacht. Er is een verlies aan verdiencapaciteit van 11,6% zodat per 18 januari 2016 terecht de uitkering op grond van de ZW is beëindigd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de psychische klachten wel meegenomen moeten worden. Hij stelt uitdrukkelijk dat de psychische klachten al aanwezig waren op de datum in geding. Hij is op 23 februari 2016 bij zijn huisarts geweest. Psychische klachten treden niet van de een op de andere dag op. Appellant zat er al geruime tijd mee. Ook tijdens de consulten met de huisarts over de knieklachten zijn de psychische klachten besproken. De stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellant niet voldoet aan “geen benutbare mogelijkheden” is helemaal niet onderbouwd. Appellant heeft in hoger beroep een medische verklaring van 2 februari 2017 afkomstig van de huisarts in geding gebracht. De huisarts schrijft dat hij ermee bekend is dat appellant psychische klachten had ten gevolge van onder meer de ziekte van de moeder van appellant. Appellant wilde zich pas op 7 maart 2016 onder behandeling stellen, maar de klachten waren er zeker voor december 2015.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 maart 2017 is ingegaan op de brief van de huisarts van 2 februari 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt herhaald dat pas op 23 februari 2016 de huisarts is bezocht vanwege psychische klachten. Appellant “zat er doorheen, veel huilen”. Op 7 maart 2016 is appellant doorverwezen naar Lentis. Op
23 februari 2016 was de hoorzitting bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij heeft daar gemeld dat hij is doorverwezen, dat hij zelfmoordneigingen had, de bom barstte, maar dat het beter ging door het gebruik van oxazepam. Er zijn geen aanwijzingen dat appellant rond de datum in geding psychische klachten had. Uit de brief van de huisarts blijkt niet dat de klachten imponeren als ernstig en consistent aanwezig zijn.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig en juist is geweest en dat de beroepsgrond van appellant dat hij al voor de in geding zijnde datum psychische klachten had, faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellant eerst op
23 februari 2016 bij de huisarts melding heeft gemaakt van psychische klachten. Voor de datum in geding heeft appellant de huisarts bezocht met knieklachten en er zijn geen gegevens dat appellant daar ook psychische klachten heeft genoemd. De Raad onderschrijft deze overwegingen van de rechtbank en voegt hier het volgende aan toe. De in 3.1 genoemde brief van de huisarts aan appellant werpt geen ander licht op de zaak. Weliswaar schrijft de huisarts dat appellant al voor december 2015 psychische klachten had, maar deze verklaring vindt geen steun in de overige gedingstukken. Noch uit het huisartsenjournaal, noch uit de onderzoeken door de verzekeringsartsen blijkt dat er op de datum in geding sprake is geweest van psychische klachten. De huisarts heeft zijn standpunt niet onderbouwd en ook niet vermeld wat de mate van klachten is.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
5. De overwegingen in 4.2 en 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van S.L. Alves als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) S.L. Alves

RB