ECLI:NL:CRVB:2018:4208
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing maatwerkvoorziening verhuis- en inrichtingskosten en de relatie tot urgentieverklaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op het medisch advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college niet verplicht was om de dossierstukken aan de gemachtigde van de appellant toe te sturen in de bezwaarfase, zoals de appellant had betoogd.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de afwijzing van de maatwerkvoorziening niet in overeenstemming is met de eerder afgegeven urgentieverklaring. De Centrale Raad van Beroep heeft echter bevestigd dat de urgentieverklaring en de maatwerkvoorziening juridisch los van elkaar staan. De Raad oordeelde dat de eerdere urgentieverklaring, die appellant om medische redenen had ontvangen, geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het advies van het IAB. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is ondertekend door de griffier R.P.W. Jongbloed en de voorzitter L.M. Tobé.