ECLI:NL:CRVB:2018:4205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bijstandsinkomsten boven de norm en bevoegdheid tot intrekken en terugvorderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 16 november 2014 bijstand ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een uitkeringsspecificatie waarin een bedrag van € 378,76 op zijn uitkering in mindering is gebracht. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit besluit genomen op basis van de inkomsten die appellant had uit arbeid, welke niet waren meegenomen bij de vaststelling van de bijstand. De Raad oordeelt dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot verrekening van de inkomsten met de bijstand. De Raad stelt vast dat de wetgever geen beperking heeft beoogd voor de toepassing van de verrekeningsbepaling in situaties waarin sprake is van inkomsten boven de bijstandsnorm. De beroepsgrond van appellant dat het college verplicht was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen, wordt verworpen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van verrekening van inkomsten met bijstandsuitkeringen en de redelijkheid van het handelen van het college in deze context.