ECLI:NL:CRVB:2018:4190

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
17/5119 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar binnen de politie en de ingangsdatum van deze bevordering

Op 20 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van een ambtenaar bij de politie, die bevorderd wilde worden naar een hogere functie. De zaak betreft een geschil over de ingangsdatum van de bevordering. De appellante had eerder een verzoek tot bevordering ingediend, dat door de korpschef was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die het besluit van de korpschef vernietigde, werd de appellante met terugwerkende kracht bevorderd. Echter, de rechtbank had de ingangsdatum van de bevordering en de wijze van toekenning van wettelijke rente aangepast, wat de appellante in hoger beroep aanvecht.

De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze zaak de ingangsdatum van de bevordering beoordeeld. De appellante stelde dat de ingangsdatum van de bevordering eerder had moeten zijn dan vastgesteld door de korpschef. De Raad oordeelde dat de ingangsdatum van de bevordering de aanvraagdatum is, of de datum waarop het bevoegd gezag de afspraken is gaan uitvoeren. De Raad volgde de korpschef in zijn standpunt dat de bevorderingsdatum niet eerder dan 1 december 2012 kon zijn, ondanks het intranetbericht dat de medewerkers op de hoogte stelde van het loopbaanbeleid.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellante niet slaagde. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door K.J. Kraan, met F. Demiroğlu als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2018.

Uitspraak

17.5119 AW

Datum uitspraak: 20 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
23 juni 2017, 16/1610 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft S.A.J.T. Hoogendoorn hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 18/1148 AW plaatsgevonden op 1 november 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door opvolgend gemachtigde
S.A. Hoogendoorn. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.C.M. Steenberghe.
In de gevoegde zaak is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam bij de voormalige politieregio [regio] , thans de Eenheid [eenheid] , laatstelijk in de functie [functie 1] ( [functie 1] ).
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op 1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
Appellante heeft op 28 december 2012 verzocht om bevordering naar de functie van [functie 2] op grond van het loopbaanbeleid. Bij besluit van 11 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 maart 2014, heeft de korpschef dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij uitspraak van 21 december 2015 heeft de rechtbank het besluit van 7 maart 2014 vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank heeft de korpschef bij besluit van 4 februari 2016 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2013 gegrond verklaard, het besluit van 7 maart 2014 ingetrokken en het besluit van 11 juli 2013 herroepen. Appellante is met terugwerkende kracht bevorderd naar de functie van [functie 2] met ingang van 18 januari 2013, zijnde de datum waarop de beoordeling van appellante is vastgesteld. Voorts heeft de korpschef de wettelijke rente toegewezen met ingang van 23 februari 2013, zijnde de datum waarop de korpschef in verzuim was op de aanvraag te beslissen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd wat betreft de ingangsdatum van de bevordering en de wijze waarop de wettelijke rente is toegekend. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het besluit van 11 juli 2013 te herroepen en te bepalen dat appellante per
1 december 2012 wordt bevorderd naar de functie van [functie 2] en dat de korpschef wettelijke rente is verschuldigd over de nabetaling van de bezoldiging op de wijze zoals in rechtsoverweging 5.3 is uiteengezet in de uitspraak van 18 januari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BY8815).
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is de ingangsdatum van appellantes bevordering in geschil. Zoals de Raad verder heeft overwogen is de ingangsdatum van de bevordering naar de functie van [functie 2] de aanvraagdatum of, in het geval dit eerder is, de datum waarop het bevoegd gezag de afspraken is gaan uitvoeren (uitvoeringsdatum). Appellante betoogt, onder verwijzing naar een bericht op intranet, dat de uitvoeringsdatum van het loopbaanbeleid binnen de voormalige politieregio [regio] 1 oktober 2012 is. Dit betoog slaagt niet. Uit de gedingstukken, met name uit een notitie van 28 december 2012, maakt de Raad op dat in ieder geval op dat moment door de voormalige politieregio [regio] uitvoering aan het loopbaanbeleid werd gegeven. De Raad volgt de korpschef in zijn standpunt dat met het intranetbericht van oktober 2012 slechts aan de medewerkers bekend is gemaakt wat het loopbaanbeleid in hoofdlijnen inhoudt. Uit de overige door appellante overgelegde stukken blijkt niet dat de bevorderingsdatum eerder dan 1 december 2012 dient te liggen.
4.2.
Appellante heeft aangevoerd dat de rechtbank haar beroepsgrond dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen ten onrechte heeft verworpen, omdat ter zitting van de rechtbank partijen het er immers over eens zijn geworden dat het bevoegdheidsgebrek inmiddels is geheeld. Hierin kan appellante niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank hier kennelijk beoogd tot uitdrukking te brengen dat appellantes beroepsgrond geen verdere bespreking behoeft.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2018.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) F. Demiroğlu
md