ECLI:NL:CRVB:2018:4177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toekenning van een militair invaliditeitspensioen na beoordeling van medische adviezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig dienstplichtig militair, had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen vanwege schouder- en voetklachten die hij aan zijn militaire dienst toeschreef. De staatssecretaris van Defensie had het verzoek afgewezen, gebaseerd op adviezen van verzekeringsartsen die concludeerden dat de klachten niet in verband stonden met de militaire dienst. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de gronden van de appellant in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op de adviezen van de verzekeringsartsen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de medische gegevens geen steun boden voor de stelling van de appellant dat zijn klachten verband hielden met zijn militaire dienst. De Raad merkte op dat de appellant pas meer dan twintig jaar na zijn diensttijd met schouderklachten bij de huisarts was gekomen en dat hij in die periode zwaar lichamelijk werk had verricht. Bovendien waren er geen relevante medische gegevens over ongevallen tijdens de militaire dienst die de klachten konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de staatssecretaris het verzoek om toekenning van het invaliditeitspensioen op goede gronden had afgewezen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 20 december 2018.