ECLI:NL:CRVB:2018:416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.A. Bakker
- A.I. van der Kris
- D. Hardonk-Prins
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van een WIA-uitkering na laattijdige aanvraag en de zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 2 februari 2018, wordt de weigering van een WIA-uitkering aan appellant besproken. Appellant, een voormalig beroepsmilitair, had een laattijdige aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, waarbij hij stelde dat hij sinds een motorongeval in 2003 of in ieder geval sinds 6 april 2005 volledig arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelt dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek heeft ingesteld naar de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en de vraag of appellant de wachttijd heeft volgemaakt. De Raad stelt vast dat het Uwv verzuimd heeft om de aanspraken van appellant op een WIA-uitkering inhoudelijk te beoordelen aan de hand van een zorgvuldig onderzoek. De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in het besluit van 3 november 2014 te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen onderzoek door het Uwv en de noodzaak om de medische situatie van appellant correct te beoordelen, inclusief de datum van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en de einddatum van de wachttijd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.