ECLI:NL:CRVB:2018:4146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WGA-loonaanvullingsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante. Appellante, die zich op 3 februari 2011 ziek meldde wegens knieklachten, had aanvankelijk recht op een loongerelateerde WGA-uitkering, die later werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het Uwv concludeerde echter dat appellante per 10 maart 2015 niet langer recht had op deze uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die aanleiding geeft tot een ander oordeel. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat appellante, uitgaande van de belastbaarheid zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), in medisch opzicht geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De Raad bevestigt daarmee de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.