ECLI:NL:CRVB:2018:406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging woonkostentoeslag wegens niet voldoen aan verhuisplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had verzocht om verlenging van de woonkostentoeslag. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had eerder aan de appellant de verplichting opgelegd om zijn woning binnen een jaar te verkopen en andere geschikte woonruimte te vinden, de zogenaamde verhuisplicht. De appellant heeft echter niet voldaan aan deze verplichting en zijn verzoek tot verlenging van de woonkostentoeslag werd afgewezen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant stelde dat hem mondeling was toegezegd dat hij niet aan de verhuisplicht hoefde te voldoen, maar kon deze toezegging niet onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het college niet gehouden was om de woonkostentoeslag voor het derde jaar te verlengen, ondanks de eerdere toekenning. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de besluitvorming van het college voldoende gemotiveerd was. De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, waren een herhaling van eerdere argumenten en de Raad vond geen reden om af te wijken van het oordeel van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.