Uitspraak
19 november 2015, 15/4466 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland ongegrond had verklaard. Appellante had op 3 september 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor energiekosten. Het college heeft deze aanvraag op 8 oktober 2013 afgewezen, omdat de kosten niet als medisch noodzakelijk werden beschouwd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft een arts, D.A. Opstelten, een medisch advies uitgebracht, waarin werd gesteld dat appellante zich met extra kleding warm kon houden, ondanks haar schildklieraandoening.
Het college heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard op 11 mei 2015, en de rechtbank heeft deze beslissing bevestigd. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar gezondheid sinds 2015 is verslechterd en dat het advies van de arts verouderd is. De Raad heeft echter geoordeeld dat het advies op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat extra stoken medisch noodzakelijk is.
Daarnaast heeft appellante een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad oordeelde dat er geen ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door het college die gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. De aanvraag voor bijstand voor de eindafrekening van Greenchoice werd ook afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de middelen beschikte om in haar noodzakelijke bestaanskosten te voorzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.