1.3.Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 december 2014 heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 12 augustus 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen (waarbij appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder):
“5. De rechtbank acht verweerders onderzoek voldoende zorgvuldig. Daarbij acht zij van belang dat de verzekeringsarts de dossiergegevens heeft bestudeerd, waaronder de medische voorgeschiedenis van eiseres, de rapportage van de Eerstejaars ZW-beoordeling en de brieven van behandelend KNO-arts prof. dr. R.J. Stokroos van 26 februari en 6 maart 2013. De verzekeringsarts heeft eiseres daarnaast gezien op het spreekuur van 3 november 2014, waarbij een anamnese (inclusief dagverhaal) is afgenomen en eiseres psychisch en lichamelijk is onderzocht. De bij de KNO-arts opgevraagde nadere informatie (een brief van 27 november 2014) heeft de verzekeringsarts tevens bij zijn beoordeling betrokken. Op basis hiervan is vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft als gevolg van ziekte of gebrek. Als diagnose is gesteld: somatoforme stoornis, tinnitus en overige doofheid (hypoacusis rechts). Vervolgens zijn zowel op psychisch als lichamelijk vlak beperkingen aangenomen, die zijn vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 15 december 2014. In bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B het dossier bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting van 14 april 2015, waarbij hij zich een indruk heeft gevormd van haar psychische gesteldheid. Bij zijn heroverweging heeft de verzekeringsarts B&B hetgeen in het bezwaarschrift en op de hoorzitting naar voren is gebracht, betrokken, evenals de door eiseres overgelegde informatie van OCA-zorg. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B nadere informatie opgevraagd bij KNO-arts drs. R. van de Berg en psychiater dr. M.J.A. Tijssen. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten verrichten. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat zijn rapport inconsistenties bevat of dat dit onvoldoende is gemotiveerd.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding te oordelen dat verweerder de belastbaarheid van eiseres onjuist heeft ingeschat. Verweerder is bekend met de psychische klachten en de evenwichts- en gehoorproblematiek van eiseres en de rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat verweerder de hiermee verband houdende (objectiveerbare) beperkingen heeft onderschat. Verder heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapportage van 10 augustus 2015 inzichtelijk en plausibel gemotiveerd waarom eiseres per datum in geding minder beperkingen heeft dan ten tijde van de Eerstejaars ZW-beoordeling in 2013, nu gelet op de voorhanden zijnde medische informatie sinds 2013 meer duidelijkheid is gekomen over de door eiseres ervaren klachten en het herstel zich heeft voortgezet.
7. Op de door eiseres in beroep ingebrachte stukken heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd met een rapportage van 19 januari 2016 en daarbij aangegeven dat de rapportage van Triest niet voldoet aan de richtlijnen die gelden voor medisch specialistische rapportages en dat deze rapportage niet gemotiveerd is. Ten aanzien van het verslag van Steensma geeft de verzekeringsarts B&B aan dat hij haar stellingen over de psychische problematiek niet volgt. De brief van i-psy bevat volgens de verzekeringsarts B&B geen nieuwe bevindingen. De verzekeringsarts B&B concludeert daarom dat de ingebrachte aanvullende stukken niet leiden tot wijziging van zijn medische beoordeling. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen. De rechtbank volgt het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat aan het door eiseres in beroep overgelegde rapport van medisch adviseur Triest geen bepalend gewicht toekomt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat Triest eiseres, anders dan verweerders verzekeringsartsen, enkel heeft gesproken, niet zelf heeft onderzocht en zich enkel baseert op dossierstudie. Triest heeft verder voornamelijk kritische kanttekeningen gezet bij de inhoud van de rapporten van de verzekeringsartsen, maar dat op zichzelf vormt onvoldoende reden om te twijfelen aan de in hun rapportages getrokken conclusies. Met betrekking tot de ingebrachte rapportage van Steensma overweegt de rechtbank allereerst dat deze rapportage niet is opgesteld door een arts, waardoor daaraan in medisch opzicht niet de waarde kan worden toegekend die eiseres daaraan gehecht wil zien. Ook overigens ziet de rechtbank in die rapportage geen aanleiding te oordelen dat de medische beoordeling van verweerders artsen onjuist is. Steensma heeft aangegeven dat de door psychiater Tijssen gediagnosticeerde paniekstoornis met agorafobie door de verzekeringsarts B&B op eigen titel wordt gerelativeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B echter voldoende gemotiveerd waarom hij deze diagnose niet volgt. Ten aanzien van de brief van i-psy is de rechtbank van oordeel dat, nog afgezien van het feit deze brief niet op de datum in geding ziet, de verzekeringsarts B&B terecht heeft opgemerkt dat daarin geen nieuwe medische informatie is vermeld en dat voor de behandeling kennelijk niet de insteek van de persoonlijkheidsproblematiek is gekozen. In beroep heeft eiseres geen andere informatie overgelegd die grond oplevert voor twijfel aan de juistheid van verweerders medische beoordeling. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet geen reden een deskundige te benoemen, zoals ter zitting door eiseres is verzocht.
8. De stellingen van eiseres dat de onderzoeken van verweerders verzekeringsartsen niet voldoen aan de geldende eisen en dat het bestreden besluit is strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en de overige beginselen van behoorlijk bestuur, kunnen niet slagen, reeds omdat zij deze stellingen niet nader onderbouwd of geconcretiseerd heeft.
9. Eiseres heeft geen arbeidskundige gronden aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, ziet de rechtbank ook overigens geen grond voor het oordeel dat de geduide functies voor eiseres niet geschikt zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige de zogeheten signaleringen van een afdoende adequate toelichting voorzien. De arbeidskundige B&B heeft de geschiktheid van de functies nader gemotiveerd in haar rapportage van 11 augustus 2015.”