ECLI:NL:CRVB:2018:40
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om vergoeding van kosten voor verblijf in bejaardencentrum in verband met nerveuze klachten
Op 4 januari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, geboren in 1944, die als vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) een aanvraag had ingediend voor vergoeding van de kosten van een verblijf van 13 dagen op de verpleegafdeling van een bejaardencentrum. De aanvraag werd afgewezen omdat de opname niet medisch noodzakelijk was in verband met de nerveuze klachten van appellant. Appellant had in november 2015 om deze vergoeding verzocht, maar verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, oordeelde dat de opname niet noodzakelijk was voor de psychische klachten, maar voortkwam uit een operatie voor teelbalkanker en de daaruit voortvloeiende wondverzorging.
Tijdens de zitting op 2 november 2017 was appellant niet aanwezig, maar werd verweerder vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad concludeerde dat de opname in het bejaardencentrum niet gericht was op de nerveuze klachten, maar op de wondinfectie die appellant had opgelopen na zijn operatie. De Raad oordeelde dat de psychotherapeut van appellant niet geraadpleegd hoefde te worden om tot deze conclusie te komen. Bovendien werd opgemerkt dat appellant de conclusie dat de teelbalkanker niet in verband staat met de vervolging niet had willen aanvechten.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.