ECLI:NL:CRVB:2018:3996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17/6252 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet had betaald. Appellant had in beroep gesteld dat hij het griffierecht niet had kunnen betalen vanwege financiële problemen en het niet goed bijhouden van zijn post, aangezien hij druk bezig was met het starten van een onderneming. De rechtbank oordeelde echter dat er geen verschoonbare reden was voor het niet betalen van het griffierecht. Appellant had de brieven van de rechtbank ontvangen waarin hij werd gewezen op de betalingsverplichting en de mogelijkheid om een verzoek tot ontheffing in te dienen, maar had hier geen gebruik van gemaakt. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de enkele omstandigheid dat appellant zijn post niet goed had bijgehouden, niet voldoende was om hem niet in verzuim te achten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6252 WW

Datum uitspraak: 13 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
2 augustus 2017, 17/949 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Appellant is verschenen. Het Uwv is – met voorafgaand bericht – niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 14 maart 2017 waarbij het Uwv het bezwaar van appellant tegen een besluit van 12 januari 2017 ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Bij brief van 2 mei 2017 is appellant door de rechtbank in kennis gesteld van de hoogte van het griffierecht en gevraagd om betaling ervan binnen vier weken na datering van die brief.
1.3.
Bij brief van 31 mei 2017 is appellant – in verband met het uitblijven van betaling van het griffierecht – door de rechtbank in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen vier weken. Appellant is in de brief gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijk verklaren van het beroep bij het niet herstellen van het verzuim. Tot slot is appellant erop gewezen dat als hij meent dat hij het griffierecht niet kan voldoen, hij een beroep kan doen op betalingsonmacht en een verzoek kan indienen om ontheffing van betaling van griffierecht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen verschoonbare reden is voor het niet betalen van het griffierecht. De omstandigheid dat appellant geen geld heeft voor het betalen van het griffierecht en hem de mogelijkheid tot een beroep op betalingsonmacht is ontgaan, omdat hij veel post ontving en hij zich heeft gefocust op zijn zaak, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als zodanig worden aangemerkt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij het in beroep verschuldigde griffierecht niet heeft betaald, omdat hij zijn post niet goed had bijgehouden aangezien hij druk bezig was met het starten van een onderneming.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat appellant de brieven van 2 mei 2017 en van 31 mei 2017 heeft ontvangen en dat hij ondanks die brieven het in beroep verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. Evenmin heeft hij een verzoek gedaan om ontheffing van betaling van het griffierecht. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat appellant zijn post niet goed heeft bijgehouden, niet betekent dat appellant niet in verzuim is geweest.
4.2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
4.3.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier in tegenwoordigheid van Y. Azirar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2018.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Y. Azirar
GdJ