ECLI:NL:CRVB:2018:3988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellant, die in Marokko woont, niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen concrete beroepsgrond bevatte. Appellant had op 24 augustus 2016 een beroepschrift ingediend, maar dit bevatte geen argumenten waarom het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) onjuist was. De rechtbank had appellant in een brief van 25 augustus 2016 uitgenodigd om binnen vier weken de beroepsgronden in te dienen, maar deze gronden werden niet tijdig ingediend en er was ook geen verzoek om uitstel gedaan. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbaarheid was voor deze termijnoverschrijding.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om uitstel van de zitting had afgewezen. De Raad oordeelde dat het beroepschrift, volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de gronden van het beroep moest bevatten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat het beroepschrift geen concrete gronden bevatte en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.