ECLI:NL:CRVB:2018:3983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verantwoording van persoonsgebonden budget aan echtgenoot in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, ingediend door appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 november 2017. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de appellante geen recht had op het persoonsgebonden budget (pgb) dat aan haar overleden echtgenoot was verleend, omdat de rechtmatige besteding daarvan niet kon worden vastgesteld door het ontbreken van relevante documenten. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling van het pgb en dat zij een nadere verantwoording zal afleggen. Echter, zij heeft geen nadere informatie of gronden voor het hoger beroep ingediend en is niet ter zitting verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat, ondanks het ontbreken van de gevraagde informatie, appellante nog steeds belang heeft bij de uitspraak. De Raad heeft de argumenten van appellante in het hoger beroep beoordeeld, maar kon niet afleiden waarom de rechtbank haar beroep ten onrechte ongegrond had verklaard. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.