ECLI:NL:CRVB:2018:3970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van medische geschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellante was sinds 23 juli 2012 in aanmerking voor een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) en had zich op 19 oktober 2012 ziekgemeld. Op 9 juli 2014 diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij per 17 oktober 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, waarbij zij verwees naar een brief van anesthesioloog dr. H.C.H. Wartenberg, waarin haar klachten als medisch objectiveerbaar werden aangeduid. Desondanks bevestigde de Raad voor de Rechtspraak het oordeel van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie adequaat had beoordeeld. De Raad concludeerde dat appellante op de datum in geding in staat was de geselecteerde functies te vervullen, en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.