ECLI:NL:CRVB:2018:3966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en geschiktheid van functies voor appellant met arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 31 mei 2013 ziek meldde met long- en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 29 mei 2015 recht had op een WGA-vervolguitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door de rechtbank ongegrond werd verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische klachten waren onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren vanwege de opleidingsvereisten. De Raad beoordeelde de argumenten van appellant en de rapporten van verschillende artsen, waaronder een rapport van A.A. Schuler, die stelde dat appellant een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld had. De Raad concludeerde echter dat de eerdere beoordelingen door het Uwv zorgvuldig waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid.
De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant, gezien zijn opleidingsniveau en eerdere werkervaring. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.