ECLI:NL:CRVB:2018:3958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op kinderbijslag voor appellante op basis van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van kinderbijslag door appellante, die in Marokko woont. Appellante had op 30 november 2015 kinderbijslag aangevraagd voor haar dochter, geboren in 1999. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde deze aanvraag op 29 december 2015, omdat appellante op de peildatum van 1 oktober 2014 niet verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb handhaafde deze weigering in een beslissing op bezwaar op 20 juni 2016. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond op 3 februari 2017.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij recht had op kinderbijslag omdat haar dochter onderwijs had gevolgd in Marokko. De Raad overwoog dat appellante nooit verzekerd was geweest op grond van artikel 26 van het Koninklijk Besluit 746, en dat zij op basis van artikel 7c van de AKW geen aanspraak kon maken op kinderbijslag. De Raad bevestigde dat appellante, gezien de geboortedatum van haar dochter, geen recht had op kinderbijslag en dat de kosten van het onderwijs van haar dochter niet relevant waren voor de verzekeringsstatus van appellante.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met Y. Azirar als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 december 2018.