ECLI:NL:CRVB:2018:3950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 1 januari 2009 werkzaam was bij de gemeente, had zich op 27 december 2010 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering in 2012, werd appellant in 2015 als 80 tot 100% arbeidsongeschikt beoordeeld. Echter, in 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 24 april 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn WIA-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant, waaronder de aanhoudende psychische klachten en de vraag naar de geschiktheid van de geselecteerde functies, beoordeeld. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat er geen meer beperkingen zijn dan die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De Raad oordeelt dat de wijziging van de beoordeling van arbeidsongeschiktheid naar arbeidsgeschiktheid goed onderbouwd is en dat er geen aanleiding is voor het inschakelen van een deskundige. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.