ECLI:NL:CRVB:2018:3930

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
16/8146 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA en ondernemersaftrek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de vraag of de appellant recht heeft op een bepaalde aftrek in zijn belastbare winst uit onderneming. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 9 november 2015 was genomen. Deze beslissing werd later gewijzigd op 12 november 2018, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van het Uwv niet meer juist was en verklaarde het beroep tegen deze beslissing gegrond.

De Centrale Raad van Beroep verduidelijkte dat op grond van artikel 3:2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) onder inkomen de belastbare winst uit onderneming wordt verstaan, vermeerderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. De Raad stelde vast dat de stakingsaftrek onderdeel uitmaakt van de ondernemersaftrek, en dat de door de appellant voorgestelde aftrek niet mogelijk was volgens de geldende wetgeving. De uitspraak benadrukte de helderheid van de wetstekst en de onmogelijkheid van de door de appellant gewenste aftrek.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep tegen het eerste bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Het beroep tegen het tweede bestreden besluit werd ongegrond verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant en werd bepaald dat het Uwv het griffierecht aan de appellant diende te vergoeden.

Uitspraak

16.8146 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 november 2016, 15/7543 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 november 2018
Zitting heeft: H.G. Rottier
Griffier: S.L. Alves
Ter zitting is verschenen: mr. S. van Gent, kantoorgenoot van de gemachtigde van appellant.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.254,50;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het Uwv heeft op 12 november 2018 een gewijzigde beslissing op bezwaar
(bestreden besluit 2) genomen. Hieruit volgt dat de beslissing op bezwaar van
9 november 2015 (bestreden besluit 1) niet meer juist is. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Het beroep tegen bestreden besluit 1 wordt gegrond verklaard
en bestreden besluit 1 wordt vernietigd.
Nu met bestreden besluit 2 niet volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant is het beroep van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit 2.
Op grond van artikel 3:2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) wordt onder inkomen verstaan de belastbare winst uit onderneming. In dit artikel is tevens bepaald dat de belastbare winst uit onderneming moet worden vermeerderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Wat onder de ondernemersaftrek moet worden verstaan is bepaald in artikel 3.74 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). In artikel 3.74, aanhef en onder e, van de
Wet IB 2001 is bepaald dat de stakingsaftrek onderdeel uitmaakt van de ondernemersaftrek. De bewoordingen van artikel 3:2, eerste lid, aanhef en onder d, van het AIB zijn helder.
Er is wel de verwijzing in het latere deel van artikel 3:2, eerste lid, aanhef en onder d, van het AIB naar het begrip winst zoals dat is genoemd in artikel 3.78 van de Wet IB 2001 over de meewerkaftrek, maar dat doet niet af aan de duidelijke tekst van artikel 3.74 van de
Wet IB 2001.
Een aftrek zoals door appellant wordt voorgestaan, is dan ook niet mogelijk.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.L. Alves (getekend) H.G. Rottier

LO