ECLI:NL:CRVB:2018:3924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering ZW-uitkering na intrekking WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant, die de intrekking van haar ZW-uitkering door het Uwv heeft bevestigd. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft deze per 4 juni 2012 ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante meldde zich op 11 maart 2015 ziek, terwijl zij op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante geschikt was voor verschillende functies en weigerde haar ZW-uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de medische situatie van appellante niet was gewijzigd ten opzichte van de WAO-beoordeling in 2012. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellante op de relevante data geschikt was voor haar arbeid en geen recht had op een ZW-uitkering.