ECLI:NL:CRVB:2018:3880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige rapportages
Op 5 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Appellante, die zich op 15 juli 2013 ziek meldde na een ongeval, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidwet ontvangen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 21 april 2015, werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,55% door het Uwv. Na bezwaar tegen dit besluit, werd de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 42,95% op basis van een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden en betwistte de medische beoordeling van het Uwv. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht had onderschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had op zorgvuldige wijze de beperkingen van appellante vastgesteld en de rechtbank had geen aanleiding gezien om deze beoordeling te betwijfelen. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die aanleiding gaf tot een ander oordeel. De passendheid van de geselecteerde functies werd ook voldoende gemotiveerd bevonden. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank, zonder veroordeling in proceskosten.