ECLI:NL:CRVB:2018:388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag na intrekking en beoordeling van recht op bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante had op 2 juli 2014 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college heeft deze aanvraag op 1 september 2014 afgewezen omdat er onvolledige inlichtingen waren verstrekt. Na bezwaar heeft het college de aanvraag opnieuw beoordeeld, maar heeft deze op 9 oktober 2014 buiten behandeling gesteld. Het college heeft vervolgens op 17 december 2014 het bezwaar ongegrond verklaard en de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet aan de inlichtingenverplichting had voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de periode die beoordeeld moet worden, loopt van 2 juli 2014 tot en met 17 december 2014. De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar recht op bijstand vast te stellen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting bij het aanvragen van bijstand en de gevolgen van het niet tijdig en volledig aanleveren van de benodigde gegevens.